U kunt hier uw voorkeuren instellen voor cookies voor sociale media en doelgerichte reclame. We plaatsen altijd functionele cookies en analytische cookies. Functionele cookies zijn nodig om de site goed te laten werken. Met analytische cookies verzamelen we anonieme gegevens over het gebruik van onze site. Met die gegevens kunnen we de site verder verbeteren zodat u makkelijker kunt vinden wat u zoekt.
Rechtvaardigt mensenleed dat we willen voorkomen met medische behandelingen, het dierenleed als gevolg van dierproeven? Dat is het dilemma waar artsen en onderzoekers van het UMCG voor staan.
Hjalmar Bouma werkt als internist acute geneeskunde en farmacoloog in het UMCG en doet daarnaast onderzoek waarbij hij ook proefdieren heeft gebruikt. Net als Catriene Thuring, dierenarts en hoofd van de Centrale Dienst Proefdieren van het UMCG, heeft hij wel geworsteld met dit dilemma.
Winterslaap
‘Ik doe onderzoek naar een medicijn tegen sepsis, oftewel bloedvergiftiging', vertelt Hjalmar Bouma. ‘Door sepsis kunnen alle organen uitvallen en daar gaat een patiënt aan dood. Ik wilde erachter komen of we die organen kunnen beschermen tijdens de sepsis? Misschien door de stofwisseling in organen tijdelijk stil te leggen en zo kwam ik uit bij dieren en hun winterslaap. Tijdens de winterslaap verlagen dieren hun stofwisselingen dat gaat gepaard met een extreem lage lichaamstemperatuur, ademhaling en hartslag, zonder dat hun organen daar schade door krijgen. Als ik weet met welk mechanisme dieren dat doen, kan ik dat misschien nabootsen en een medicijn maken dat organen beschermt bij een sepsis’.
En dat moet met proefdieren?
‘Een flink deel van het onderzoek kan gelukkig zonder dieren.’ Het proces van een idee tot een geneesmiddel is een lang traject, met heel veel stappen. Eerst test je op cellen en modellen, dan komt de fase met proefdieren, daarna test je op gezonde proefpersonen en vervolgens op de patiënt. Er zijn inderdaad veel proefdieren nodig voor dit onderzoek, maar het gaat ook om grote aantallen mensen die aan sepsis lijden. Naar schatting krijgen alleen al in Nederland zo’n 50.000 mensen per jaar sepsis, en 1 op de 5 overlijdt eraan. In het UMCG zien we iedere dag twee tot drie patiënten met een levensbedreigende sepsis, iedere week overlijden daar twee van.
Catriene, je bent dierenarts geworden omdat je van dieren houdt. En nu werk je hier…
‘En hou ik nog steeds van dieren! Een dierenarts is er niet alleen om een ziek dier beter te maken, maar voorkómt ook dat dieren ziek worden, door te kijken hoe dieren functioneren, hoe houd je ze gezond, hoe zorg je goed voor ze, hoe herken je pijn bij dieren? Precies waar ik in mijn werk hier bij de Centrale Dienst Proefdieren mee bezig ben.’
Minimaal lijden
‘Er zitten stringente voorwaarden aan het werken met proefdieren, zodat het veroorzaakte dierenleed minimaal is. Iedere onderzoeker die een dierproef wil doen moet in het onderzoeksvoorstel aantonen dat de kennis onmogelijk op een andere manier, zonder proefdieren, gevonden kan worden. Ook moet de onderzoeker beargumenteren hoeveel dieren er nodig zijn. Als het kan met twintig muizen, dan mag je geen honderd muizen gebruiken. En je moet je onderzoek zo opzetten dat het lijden van ieder dier minimaal is. Dus: een dier wordt verdoofd voordat er een biopt wordt genomen, we zorgen voor een aangename temperatuur, goed voer, maar ook voor gezelschap als het groepsdieren zijn. We besteden echt veel tijd en aandacht aan het welzijn van de dieren.’
'De ratten vinden het fijn om geaaid te worden'
‘Er heerst echt een ‘culture of care’, vult Bouma aan. ‘Je hebt als onderzoeker veel contact met je dieren en leert ze ook kennen. De ratten vinden het fijn om geaaid te worden, dat merk je, en dat doe je dus ook. Voordat je vertrekt kijk je: hebben ze genoeg eten en drinken? Kan de rat niet bij z’n ruifje doordat hij een hechting in z’n buikje heeft, dan leg je het voer dichterbij. Die zorgzaamheid, dat gaat automatisch.
Hoe aaibaarder, hoe zieliger?
Hoe groter en aaibaarder het dier, hoe zieliger mensen het vinden dat er dierproeven mee worden gedaan? ‘Klopt’, zegt Thuring, ‘de buitenwereld ziet dat zo. Maar wij niet. Een schattig muisje of een niet zo aaibare vis, het zijn voor ons gelijkwaardige dieren. Ze krijgen allemaal dezelfde goede verzorging en hebben ook dezelfde wettelijke bescherming. Die is voor alle gewervelde proefdieren geregeld. Wij doen vooral onderzoek met muizen, ratten en zebravissen. In het UMCG worden ook fruitvliegjes en hele kleine wormpjes gebruikt, maar die vallen niet onder de Wet op de dierproeven.’
Dieren die snel oud worden
‘De keuze voor de diersoort waarmee je onderzoek doet, hangt helemaal af van je onderzoeksvraag,’ vervolgt Thuring. ‘In het UMCG doen we veel onderzoek naar verouderingsziekten, zoals kanker, Alzheimer en hart- en vaatziekten. Als je de ontwikkeling van zo’n ouderdomsziekte wilt bestuderen, wil je liever niet jaren moeten wachten op die veroudering. Dus doe je dat onderzoek met dieren die kort leven en snel oud worden. Het onderzoek van Bouma naar het mechanisme van de winterslaap moest natuurlijk met dieren die ook echt winterslaap houden. Zo kwamen we uit bij hamsters.’
Samenwerken om dierenleed te voorkomen
Ook door slim (inter)nationaal samen te werken, kun je onnodig dierenleed voorkomen. Bouma: ‘Ik werk samen met onderzoeksgroepen in Zweden en Duitsland die ook onderzoek doen naar sepsis. Zij hadden voor hun onderzoek bepaalde organen nodig van muizen, maar niet de nieren. Terwijl wij juist de nieren wilden bestuderen. Dus die niertjes kwamen op droogijs onze kant op. Binnen de Europese sepsisonderzoeksgroep stemmen we dierproeven met elkaar af, zodat we zo min mogelijk dieren nodig hebben. Heb je bijvoorbeeld levercellen van een muis met sepsis nodig, dan vind je die daar. Zo kun je met cellen van één muis een heleboel onderzoek doen.’
Onderzoek met slachtafval
Soms is er wat meer nodig voor een succesvolle samenwerking, vertelt Thuring. ‘Voor onderzoek naar de kransslagader halen we bij het slachthuis in de buurt varkensharten. Vroeger gebeurde dat onderzoek op ratten die speciaal voor de dierproef werden gefokt en gedood. Nu gebruiken we varkensharten die de slager anders had weggegooid. We moeten deze harten wel direct ‘vers’ gebruiken, het kan niet eerst in de koeling. Onze procedures moesten we dus aanpassen aan de logistiek van het slachthuis.’
Kennis dankzij dierproeven
Heel veel van de medische kennis die we tegenwoordig hebben, hebben we mede dankzij dierproeven. Alle nieuwe geneesmiddelen die op de markt komen, moeten verplicht eerst op twee diersoorten getest worden. Bouma: ‘Als je hebt vastgesteld dat een medicijn het gewenste effect heeft, zoals het beschermen van de organen bij sepsis, moet je tot een veilige dosis komen. Je moet onderzoeken of het bijvoorbeeld kanker zou kunnen veroorzaken en hoe het geneesmiddel wordt afgebroken. Ook moet je bekijken of er bijwerkingen ontstaan, hoe het medicijn in het lichaam komt, zich door het lichaam verdeelt en het weer verlaat. Waar mogelijk onderzoeken we dat in het lab met modellen of cellen, maar sommige onderzoeksvragen kun je alleen beantwoorden met dierproeven. Pas als het veilig blijkt in dieren, mag je het op mensen gaan testen.’
Kunnen we ooit zonder dierproeven?
‘Dat is lastig’, denkt Bouma. ‘Je kunt veel onderzoek doen op cellen, en ook de ontwikkeling van ‘organ on a chip’ is veelbelovend. Ook zie ik veel in de ontwikkeling van proefdiervrije modellen. Voor de ontwikkeling daarvan is overigens veel kennis van de biologische processen van mensen en dieren nodig. Dus steeds minder proefdieren, ja. Maar onderzoek naar het centrale zenuwstelsel, de interactie tussen organen, naar geheugen of gedrag, dat kun je echt alleen maar onderzoeken in levende wezens. Ik begrijp de weerstand tegen dierproeven goed, maar ik zie in mijn werk dagelijks veel pijn en leed bij mensen, die we kunnen behandelen dankzij medicijnen die ontwikkeld zijn met behulp van dierproeven. Doordat ik weet hoe zorgvuldig we met ieder proefdier omgaan om pijn en ongemak te minimaliseren, kan ik dat voor mezelf verantwoorden.’
Het Dilemma
Het Dilemma
In het UMCG lopen we tegen allerlei soorten dilemma’s aan. In de rubriek Het Dilemma diepen we er elke acht weken een uit en laten we zien hoe we hiermee omgaan.