Soms vinden nieuwe behandelingen heel snel ingang, soms ook niet. Chirurg Koert de Jong geeft een voorbeeld. “In 1952 is voor het eerst bij iemand met leverkanker een deel van de lever verwijderd. Vijftien jaar later was die ingreep algemeen geaccepteerd.” Voor ablatie, het verbranden van een tumor of uitzaaiing in de lever, ging die vlieger niet op. “In 1961 heeft een Franse arts dat voor de eerste keer op een patiënt toegepast, met een elektromagnetisch veld. Pas sinds 1990 heeft die techniek een steeds prominentere plaats gekregen in de behandeling van tumoren of uitzaaiingen in de lever.”
Niet meer schudden
Dat trage tempo is niet helemaal verwonderlijk. De Jong weet dat de Fransman elektromagnetische golven van een relatief lage frequentie toepaste. “Die deden het hele lichaam van de patiënt schudden.’ Tegenwoordig vindt ablatie wél plaats, maar dan met golven met een heel hoge frequentie. Die kennen we van de magnetron – je merkt er niets van.
Wel doen de microgolven watermoleculen plaatselijk trillen, waardoor weefsel heet wordt en verbrandt. “In het UMCG passen we dit sinds 2000 toe”, aldus De Jong. “We behandelen primaire levertumoren, en uitzaaiingen van bijvoorbeeld dikke darmkanker in de lever. In totaal passen we de behandeling nu zo’n honderd keer per jaar toe.”
Minder belastend
Tachtig tot 90 procent van deze behandelingen vindt plaats zonder incisie. De behandelaar, brengt een naald onder geleide van CT-scanning en voorgesorteerd door een robotarm via de huid midden in de tumor en dient dan de microgolven toe. Tien tot 20 procent van de behandelingen gebeurt tijdens een kijkoperatie.
Voor patiënten is ablatie aanzienlijk minder belastend dan het verwijderen van een deel van de lever (leverresectie). De Jong: “Negen van de 10 patiënten van wie we de levertumor aanprikken via de huid, kunnen de volgende dag naar huis met een pleister. Na een leverresectie ligt iemand gemiddeld 10 tot 12 dagen in het ziekenhuis, waarvan een tijdje op de Intensive Care.”
Resultaten
Onderzoek heeft uitgewezen dat ablatie dezelfde resultaten oplevert als leverresectie. De Jong: “Na behandeling voor uitzaaiingen is na vijf jaar 45 procent van de mensen nog in leven. Ter vergelijking: als je niets doet of alleen chemotherapie geeft, is dit ongeveer 5 procent. Ook aardig van deze behandeling is dat we de behandeling kunnen herhalen. Elke 4 maanden wordt een controlescan gemaakt. Als er bijvoorbeeld in de andere leverkwab een uitzaaiing aan het licht komt, kun je die ook weer aanprikken en behandelen. Als je alleen kon opereren, zou dat vaak niet meer mogelijk zijn. Ook grotere tumoren en uitzaaiingen kunnen we behandelen, door eerst chemotherapie te geven om ze te verkleinen.”
Uitgekiende route
Technisch geneeskundige Simeon Ruiter heeft in 2017 een belangrijke rol gespeeld in het onderzoek naar ablatie met behulp van de robotarm. Samen met een bedrijf uit Enschede, DEMCON, onderzocht hij een prototype van een robotarm. Dit instrument brengt de naald precies in de juiste hoek voor de insteekplek, door middel van metingen, CT-beelden en een met GPS te vergelijken navigatie.
“De robotarm weet zo de route en kent de hoek waarin de naald moet worden ingebracht. De chirurg of ik brengen dan de naald op geleide van de robotarm precies in de tumor.” Die uitgekiende route is vooral van belang, omdat men na ablatie geen uitsluitsel krijgt van een patholoog of al het tumorweefsel werkelijk weg is.
Ruiter: “Je weet nooit zeker of je de hele tumor hebt verbrand. Daarom is het essentieel de naald uiterst nauwkeurig op de juiste plek in te brengen.” Door gebruik te maken van de robotarm, hoeft de naald aanzienlijk minder vaak opnieuw te worden ingebracht, wees zijn onderzoek uit.
Kan er een naald in?
De robotarm die het UMCG gebruikt, brengt de naald niet in het lichaam: dat doet Simeon Ruiter, die in opleiding is tot ablatiespecialist, steeds vaker - onder verantwoordelijkheid van Koert de Jong. “De robot plant de route”, zegt de laatste. “Wij prikken. Dat maakt de certificering van het apparaat wat eenvoudiger.”
Het deert de leverchirurg allerminst dat hij steeds minder opereert. “In andere medische centra doen interventieradiologen ablatie. Ik vond het als chirurg juist een uitdaging. Die levensgrote ingrepen, waarbij je om de tumor te verwijderen om anatomische redenen een hele leverkwab verwijdert – dat moest veel efficiënter kunnen. Alleen de tumor vernietigen, met een veiligheidsmarge er omheen; het sprak me aan. En juist dankzij ablatie ontstaan er veel meer behandelopties. In ons multidisciplinair overleg is de insteek inmiddels: kan er een naald in? We werken daarin nauw samen met de radioloog.”
Biefstuk of stoofpotje
Het valt de behandelaars op dat het per patiënt verschilt hoe de hitte zich in het tumorweefsel verdeelt. Simeon Ruiter: “Wij doen nu onderzoek naar de oorzaak van die verschillen en hoe je met modellen kunt voorspellen hoe het weefsel zal reageren.” De Jong legt een link naar de gastronomie. “De vraag is dan hoe je het moet doen: hard en kort branden, zoals je een biefstuk bakt, of juist langzaam gaar sudderen, zoals een stoofpotje.”