“Vrouwelijke hartpatiënten negeren is niet meer van deze tijd”

Martijn Hoes doet onderzoek naar een specifieke vorm van hartfalen die ontstaat tijdens de zwangerschap, of kort daarna.
Martijn Hoes

Je doet onderzoek naar een vorm van hartfalen die ontstaat tijdens of direct na de zwangerschap. Kun je hier iets meer over vertellen?

“Mijn onderzoek gaat over een heel specifieke vorm van hartfalen die ontstaat tijdens de zwangerschap, of binnen vijf maanden erna. Het is een vrij zeldzame vorm van hartfalen, die we nog niet goed begrijpen. In dit onderzoek zijn we op zoek naar het onderliggende systeem waardoor vrouwen die specifieke vorm van hartfalen ontwikkelen. Daarvoor heb ik een aantal modellen gemaakt die gebaseerd zijn op stamcellen.

Die stamcellen maken wij van cellen uit een klein huidbiopt van die specifieke patiënten. Daarvoor moet je dus eerst die patiënten erkennen door de juiste diagnose te stellen. En dat is een kleine groep, want deze vorm van hartfalen komt in Europa en in de westerse landen bij ongeveer 1 op de 3000 zwangerschappen voor. Van die stamcellen maken we dan weer hartspiercellen die we heel grondig kunnen bestuderen. Zodoende kunnen we eigenlijk diepgaand onderzoek naar hartziekten zonder daadwerkelijk aan het hart van een patiënt te komen.”

Hoe kunnen die vrouwen weten dat ze die vorm van hartfalen hebben?

“Dat is het gekke, die patiënten hebben nooit een teken gehad dat ze ziek kunnen worden tijdens hun zwangerschap. Het kunnen hele fitte vrouwen zijn die plotseling ziek worden in het laatste trimester van hun zwangerschap of direct daarna. Meestal ontwikkelen ze die ziekte in de eerste vijf maanden na de bevalling.

De richtlijnen zijn verschillend per land, waardoor het lastig is om die patiënten specifiek te diagnosticeren. Daarom is er een grote behoefte om hier onderzoek naar te doen. Los daarvan vinden wij het belangrijk om vrouwen tijdens hun zwangerschap zoveel mogelijk informatie te geven over de risico’s en over hoe het nu kan dat ze deze hartziekte ontwikkelen. We kunnen dus nog erg veel leren en juist ook bereiken.”

Er wordt steeds meer bekend over risicofactoren als roken, overgewicht en hoge bloeddruk tijdens de zwangerschap. Spelen die risicofactoren ook een rol bij deze vorm van hartfalen?

“Bij deze ziekte is dat niet per se aan de orde. Vrouwen die zware rokers zijn kunnen deze ziekte ontwikkelen, maar het kunnen ook vrouwen zijn die kerngezond lijken voordat ze ziek worden. Dat is het vreemde. Je kunt er heel lastig een pijl op trekken. Dat is waarom we dit onderzoek doen.

Bij typische patiënten, waarvan we zeker weten dat er verder niets aan de hand is, die geen zware rokers geweest zijn en geen overgewicht hebben, die wel het hele typische ziektebeeld laten zien, hebben we een stukje huid afgenomen. Daar hebben we stamcellen van gemaakt. En met die stamcellen kunnen we bijna alles maken wat we maar willen. Daar maken wij in dit geval hartspiercellen van. En daar begint mijn onderzoek echt leuk te worden, omdat we van die patiënten een stukje hartweefsel hebben zonder dat ze ook echt een stukje hartweefsel hoeven af te staan.”

Je hebt biomedische wetenschappen gestudeerd. Hoe ben je in dit onderzoeksgebied terechtgekomen?

“Ik heb mijn specialisatie in epigenetica en ontwikkelingsbiologie gedaan. Dat zijn vrij brede onderwerpen, maar mijn interesse lag al heel erg bij stamcellen. In die tijd was de ontwikkeling van stamcellen uit de huid heel nieuw en populair. Dat sprak mij heel erg aan, daarom ben ik daar specifiek naar gaan zoeken. Uiteindelijk kwam ik bij een onderzoeker in Groningen terecht die modellen maakte aan de hand van stamcellen. Dat trok mij enorm aan. Vooral toen bleek dat het heel specifiek ging om hartfalen bij zwangerschap. Dat maakte het natuurlijk heel maatschappelijk relevant. We willen nog zoveel weten over zwangerschap. Als er dan ook nog een heel specifieke vorm van hartfalen uitkomt… Veel interessanter wordt het niet.”

In de cardiologie is het vrouwenhart lange tijd onderbelicht geweest. Hoe denkt de jonge generatie onderzoekers daarover?

“In mijn beleving is het niet meer van deze tijd om vrouwelijke hartpatiënten te negeren. Je kunt niet maar de helft van de patiënten onderzoeken. Bij diermodellen zie je nog weleens dat het gebruik van vrouwtjesdieren ontmoedigd wordt, omdat hormonen daar een grote rol bij spelen. Die hormonale verschillen maken het lastig om groepen met elkaar te vergelijken. Maar dat maakt het gelijk ook heel typisch dat die groepen níet met elkaar worden vergeleken. We zitten in een samenleving waarin twee geslachten de boventoon voeren. Je kunt niet slechts de helft onderzoeken, zo werkt het simpelweg niet.

Hartziekten werden lange tijd als mannenziekten gezien. Dat werd gerelateerd aan hormonen zoals testosteron (of het gebrek aan vrouwelijke hormonen), of andere specifieke mannelijke eigenschappen. Maar een tijd geleden is daar beweging in gekomen. Onderzoekers gingen nadenken over rare dingen die ze zagen bij vrouwelijke patiënten, ziektebeelden werden niet helemaal begrepen. Uiteindelijk ontstond het besef dat vrouwelijke vaten anders reageren. Vrouwen krijgen ook hartfalen of een hartinfarct, maar op een andere manier dan mannen. Dat heeft voor veel beweging in het veld gezorgd. Inmiddels wordt er door de Hartstichting en door de overheid veel aandacht besteed aan man/vrouw-verschillen.

Als jonge onderzoekers vinden we het nu heel vreemd dat ze ooit dachten dat alleen mannen hartziekten kregen. Onderzoek naar hartziekten bij vrouwen wordt nu een beetje gezien als onontgonnen gebied. Er worden veel kansen gecreëerd voor onderzoekers om daar veel meer aandacht aan te besteden. Het één houdt het ander in stand. Als er meer geld wordt vrijgemaakt om dat te onderzoeken, dan komt er ook steeds meer interesse. Voor je het weet is het net zo normaal als onderzoek naar hartziektes bij mannen.”

Dit interview met UMCG-onderzoeker Martijn Hoes is overgenomen van de website VrouwenHart.nl, een initiatief van voor en door vrouwelijke hartpatiënten om alle informatie over het vrouwenhart in één oogopslag beschikbaar te maken.