Het nieuwe Tandheelkundecurriculum is gemaakt voor een generatie die gewend is aan beeld, die op meerdere schermen tegelijk werkt en veel zelf regelt. De gezondheidszorg verandert ook: voorkomen van ziekte is veel belangrijker geworden en de patiënt heeft meer te zeggen over de behandeling. Een team van het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde is daarom het onderwijsprogramma volledig aan het vernieuwen

De eerstejaars die in september 2021 met T2030, het nieuwe tandheelkundecurriculum startten, gaan niet meer naar college om naar een docent te luisteren. Zij bestuderen zelf een kennisclip, lezen een artikel of volgen een e-learningmodule. Daarna gaan ze met medestudenten en een docent een onderwerp uitdiepen tijdens seminars, workshops of practica op het skillslab. Voilà, dat is activerend onderwijs en blended learning. Zo maak je het onderwijs niet alleen toekomstbestendig, ook leuker. Uiteraard zijn er bij deze innovaties ook kinderziektes, waarover zometeen meer. 

Boost voor Blended Learning

Blended Learning werd tijdens twee jaar corona beroemd en kreeg zo een boost. ‘Bij Blended Learning zoek je steeds naar de werkvorm die het beste bij het onderwijs en de studenten past’, vertelt curriculumcoördinator Berdien Kooistra. Het gaat erom dat studenten met de juiste kennis naar een werkcollege, workshop of practicum gaan. Activerend onderwijs sluit beter aan bij studenten en wat ze leren beklijft ook beter’, zegt Berdien. ’Voor docenten is met studenten praten over de stof, ook leuker. Je stelt elkaar vragen en docenten kunnen meteen toetsen of iets landt.’ 

Was wat we deden niet goed?

Blended learning vraagt ook best wat van de docenten. ‘Klopt’, zegt Berdien. ‘En docenten denken soms ook wel: ‘Was wat we deden dan niet goed?’ Maar dat is het niet, we hebben  onderwijsvormen nodig die bij deze generatie studenten aansluiten.’ Vernieuwen is spannend en daarom is er ook ruimte voor docentprofessionalisering. ‘Een onderwijskundige neemt dan bijvoorbeeld samen met docenten door hoe studenten zich voor een  college of practicum kunnen voorbereiden en welke kennis ze dan moeten hebben.’


 

Het zit goed in elkaar

Er gaat echt veel goed, concluderen studenten in de evaluaties. ‘Tijdens dit eerste jaar hebben we elke 6 weken een poll gehouden en twee keer per jaar een spiegelgesprek met een neutrale gespreksleider’, vertelt Berdien. ‘De sfeer is goed, het onderwijs zit goed in elkaar, de samenhang tussen de verschillende onderdelen is goed, de docenten zijn toegewijd en het onderlinge contact is prima’, concluderen studenten. 

Aan-, afwezigheid 

Maar er zijn zoals gezegd ook kinderziektes. De aanwezigheid bij de colleges, of liever afwezigheid, is een punt van zorg. Alle colleges worden nog opgenomen en studenten zijn gewend geraakt aan terugkijken in hun eigen tijd. ‘Dit curriculum draait om de interactie tussen studenten en docenten en dus is hun aanwezigheid wezenlijk’, legt Berdien uit. ‘De faculteit denkt hierover na en de studenten zien het probleem zelf ook, maar ze willen die opnames óók graag houden.’

Roostering kan beter

Daarnaast is er nog wel wat te verbeteren. De roostering bijvoorbeeld en de elektronische leeromgeving kon ook handiger ingericht. ‘Soms zijn we nog wat ambitieus’, legt Berdien uit, ‘en vraagt de voorbereiding veel, soms te veel, tijd. In het nieuwe jaar is dat allemaal beter in balans.’ 

Tweede jaar van start

Na de zomer starten nieuwe eerstejaars en de huidige eerstejaars beginnen met het tweede jaar van het vernieuwde curriculum. De feedback van studenten en docenten is in beide jaren meegenomen. Bijvoorbeeld bij het vaardigheidsonderwijs in het skillslab. ‘Daar blijkt de weg van voorbereiding naar zelf aan de slag aan, soms lastig’, weet Berdien. ‘Studenten hebben meestal iets meer houvast nodig om na een e-learning of kennisclip naar bijvoorbeeld zelf boren te gaan. Daar kan nog een stap tussen, zonder dat we teruggaan naar alle onderwijs voorbespreken op het skillslab.’  

‘Zoals het nieuwe curriculum er nu voor staat, kunnen we met een gerust hart de zomer in’, concludeert Berdien. ‘We zijn bij het Centrum voor Tandheelkunde en Mondzorgkunde echt trots op dit programma en hard aan het werk om het verder te ontwikkelen.’