Doordat nu voor het eerst meer bekend is over de invloed van deze factoren, kan de diagnose van patiënten met hartfalen preciezer gesteld worden, is waarschijnlijk een betere prognose te geven en kan de juiste dosis van de medicatie exacter bepaald worden. Het hormoon BNP kan echter niet gebruikt worden om de kwaliteit van leven van patiënten met hartfalen vast te stellen.
Dit blijkt uit onderzoek van Jochem Hogenhuis van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hij promoveert op 5 juli op zijn onderzoek aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Hogere druk in het hart
Ieder mens heeft het hormoon BNP in het bloed. Dit zorgt er voor dat de juiste bloeddruk wordt gehandhaafd. Bij mensen met hartfalen is de pompkracht van het hart verminderd, gevolg hiervan is een hogere druk in het hart. Hierdoor worden grotere hoeveelheden van het hormoon BNP en van het ‘restproduct’ NT-pro BNP in de bloedbaan uitgescheiden. Een verhoogde BNP-waarde kan daarom een indicatie zijn van hartfalen.
Bij afdelingen Cardiologie en bij spoedopvang in het ziekenhuis kan door de (NT-pro) BNP-waarde te onderzoeken, bepaald worden of er sprake is van hartfalen. Als bijvoorbeeld bij patiënten met kortademigheid de waarde beneden een bepaalde grens blijft, geeft dit aan dat er geen sprake is van hartfalen.
Andere factoren
Er zijn echter ook andere factoren die de (NT-pro)BNP-waarde mede bepalen. In zijn door de Nederlandse Hartstichting gefinancierde onderzoek toont Hogenhuis voor het eerst bij een grote groep van 540 patiënten met hartfalen aan dat ook leeftijd, bloedarmoede en slecht functionerende nieren de hoogte van de (NT-pro)BNP-waarde beïnvloeden.
Doordat dankzij zijn onderzoek nu meer duidelijk is over de invloed die deze factoren hebben, kunnen (NT-pro) BNP-waarden met meer precisie geïnterpreteerd worden. Hierdoor is het mogelijk ook de nauwkeurigheid van de diagnose hartfalen te vergroten en de prognose en de juiste dosis van de medicatie ook beter te bepalen.
Hogenhuis toonde verder aan dat (NT-pro) BNP-waarden gebruikt kunnen worden bij het vaststellen de ontslagdiagnose van patiënten, die vanwege mogelijk hartfalen in het ziekenhuis worden opgenomen. Als de patiënt weer wordt ontslagen uit het ziekenhuis, kan daardoor beter het juiste vervolgtraject bepaald worden.
Kwaliteit van leven
Hogenhuis concludeerde eveneens in zijn onderzoek dat de hoogte van BNP in het bloed geen verband heeft met de dagelijkse activiteiten die patiënten met hartfalen nog kunnen ontplooien. Voor dit deelonderzoek onderzoek deden 229 patiënten een loop/wandeltest van zes minuten. Hogenhuis toonde aan dat het resultaat van deze test verband houdt met de kwaliteit van leven zoals patiënten die ervaren: hoe beter zij de looptest konden doen, des te hoger is de kwaliteit van leven die zij ervaren.
De BNP-waarde bleek geen weerspiegeling te zijn van de resultaten op deze looptest. Hieruit is af te leiden dat de BNP-waarde een belangrijke maat is voor de hartfunctie van patiënten met hartfalen, maar dat deze niet kan worden gebruikt om te achterhalen hoe een patiënt zich voelt en wat hij nog kan in zijn dagelijks leven.
Curriculum vitae
Drs J. Hogenhuis (Groningen, 1976) studeerde Gezondheidswetenschappen in Maastricht. Hij deed zijn onderzoek bij de afdeling Cardiologie van het Universitair Medisch Centrum Groningen. Hogenhuis promoveert tot doctor in de Medische Wetenschappen bij prof. dr. D.J. van Veldhuisen (UMCG) en prof. dr. A.W. Hoes (Julius Centrum, UMC Utrecht). De titel van zijn proefschrift is: BNP and NT-proBNP in heart failure. Benefits and limitations for clinical practice; data from COACH and other studies. Zijn proefschrift is de eerste binnen de grote COACH-studie. In deze studie wordt in zeventien ziekenhuizen in heel Nederland het effect van extra voorlichting en begeleiding van patiënten met hartfalen onderzocht. De COACH-studie is mogelijk gemaakt door de Nederlandse Hartstichting.