Aflevering 5: Tineke Oldehinkel (53), hoogleraar levensloopepidemiologie van veelvoorkomende psychiatrische stoornissen
Was hoogleraar worden een droom?
“Juist niet! Ik wilde zelf onderzoek doen en daar alle tijd voor hebben. Toen ik een VIDI-subsidie had gekregen kwam ik in het tenure track-systeem. Ik was toen al universitair docent en werd tot mijn verbazing adjunct-hoogleraar.
“Ik vond mijn nieuwe status eerst vooral grappig, maar die tenure track bleek ook een keerzijde te hebben. Door dat systeem moest ik ineens aan allemaal eisen voldoen. Dat trok de intrinsieke motivatie uit me. Ik werd er zenuwachtig van. De focus kwam verkeerd te liggen. Ik moest echt tegen mezelf zeggen: ik doe mijn best, doe de dingen die ik belangrijk vind en als dat niet goed genoeg is, jammer dan, dan gaan ze maar door zonder mij.”
Nu is het toch wel leuk, mag ik hopen?
“Toen ik ervan overtuigd was dat ik geen hoogleraar wilde zijn, stond ik er niet bij stil dat ik zelf ouder zou worden en rijper. Op een gegeven moment vond ik de baan wel leuk. De regeldingen die erbij horen zijn niet per se een hobby, maar het past bij waar ik nu sta. Als je zelf bepaalde dingen een aantal keren hebt gedaan is het logisch dat je jongeren gaat faciliteren. En ik heb ook wat meer behoefte gekregen mijn invloed te laten gelden.”
Waar droomde je wel van, als meisje?
“Ik wist op school totaal niet wat ik wilde worden. Niet iets commercieels en ook niet iets technisch. Maar wat wel? Ik was een beetje gehinderd doordat ik alles wel kon. Negens en tienen op de talen, maar ook op wiskunde en scheikunde.
“Ik deed een beroepskeuzetest en het leek me ineens leuk beroepskeuze-adviseur te worden. Op de Academie Mens en Arbeid in Tilburg doorliep ik de hele selectieperiode, ik had ook al een kamer in Tilburg, alles in kannen en kruiken en toen werd ik uitgeloot. Een duidelijk plan B was er niet, ik ben in Groningen pedagogiek gaan doen, daarna een jaar andragogiek en toen psychologie.
“De eerste jaren deed ik niet echt veel hoor, ik heb enorm de bloemetjes buiten gezet. Een verlate puberteit. Wat vond ik het fijn dat ik in Groningen opnieuw kon beginnen, zonder mijn klas! Omdat ik makkelijk leerde en ijverig was, stond op de middelbare school mijn imago van studiebol vast. Gepest werd ik niet, ik werd best getolereerd. Zelf had ik het idee dat ik leuker was, en helemaal niet zo braaf. In Groningen greep ik mijn kans mijn imago af te schudden.”
Je studeerde af in een tijd dat de werkloosheid groot was, veel sociale wetenschappers belandden in een uitkering. Jij ook?
“De werkloosheid ontliep ik goeddeels. Als ik het me goed herinner heb ik hooguit twee maanden een uitkering gehad. Ik kon eerst een half jaar als student-assistent bij sociale psychologie terecht. Daarna hoorde ik van een baan bij psychiatrie waar ze iemand zochten met veel kennis van statistiek, om mee te werken aan een onderzoek onder huisartspatiënten naar depressie en angst. Ik was goed in statistiek en vond het ook leuk. En psychiatrie, het UMCG, dat was de medische setting die me altijd ook al had getrokken.
“Daarna ging het min of meer vanzelf. Al vrij snel diende zich een promotieonderzoek aan. In die tijd was ik aan de verlegen kant. Zo’n promotie, zo’n verdediging, dat durfde ik helemaal niet! Ik waagde het erop en deed er ook van alles naast.
“De leukste opties waren steeds in Groningen. Ik ben niet voor mijn cv een paar jaar naar het buitenland gegaan. Dat was toen, twintig jaar geleden, niet zo belangrijk en gebruikelijk als nu. Na mijn promotie raakte ik wel betrokken bij een interessant project bij het Max Planck Instituut in München. Een paar jaar reisde ik met regelmaat van Groningen naar München.”
Had je een koers in gedachten?
“Nee, nog steeds niet. Ik kies wel, maar niet met voor ogen waar ik over vijf jaar wil zijn. Ik heb bepaalde waarden en randvoorwaarden. Ik moet iets zinvol vinden, met gebakken lucht kan ik niks. Het moet logisch zijn dat ik het doe, dus passen bij mij en mijn kwaliteiten. Ik moet me er zelf in kunnen ontwikkelen, er zin in hebben en genoeg tijd ervoor. Het is ook belangrijk met welke mensen ik te maken krijg.”
Kun je een moment noemen dat je het niet meer zag zitten en overwoog een Bed and Breakfast in Frankrijk te beginnen?
“Na mijn promotie lukte het maar niet subsidie te krijgen. Toen nam ik me voor: nog een jaar, dan ga ik iets anders doen. Dan wordt het hem gewoon niet, dan heb ik de naam dat ik geen werfkracht heb en word ik bovendien ingehaald door een nieuwe lichting wetenschappers.”
In 2004 kreeg je een VIDI-beurs van 600.000 euro voor een onderzoek over stressgevoeligheid en depressie. Wat deed je toen je het hoorde?
“Het was na vijven, ik was nog op het werk. Ik dacht: huh?? Na een paar keer overlezen van het bericht heb ik mijn partner Adriaan gebeld en toen gekeken of mijn baas, Hans Ormel, er nog was. Hij was er nog. Hij was blijer dan ik. Hans is iemand aan wie ik sowieso schatplichtig ben. Dat ik in 2002 universitair hoofddocent werd heb ik aan hem te danken. Hij heeft zich daar echt hard voor gemaakt.”
Hoe ga je om met concurrentie?
“Belangrijk is dat je niet wrokkig bent als anderen krijgen wat jij had willen hebben. De eerste keer dat ik een VICI indiende, in 2012, waren er nog twee collega’s die aanvroegen. Zij kregen hem allebei wel. Ik niet.
“Het is een harde wereld. Er zijn meer gegadigden dan mogelijkheden en middelen. Je wordt continu geëvalueerd. Maar binnen die harde wereld zit ik buitengewoon riant hoor. Voor al die postdocs van tegenwoordig is het bijna niet meer te doen.”
Wat zijn op dit moment je speerpunten?
“Ik ben nog volop bezig met TRAILS. Dat langlopende onderzoek onder 2500 adolescenten waar we in 2001 mee begonnen blijft ongelooflijk interessant. De doelgroep is nu zes keer gemeten, er komt zeker nog een zevende keer.
“In 2001 waren de deelnemers 11 jaar. We kijken nu ook naar hoe ze als ouders zijn en naar hun kinderen, dat project heet TRAILS Next. We zijn nog niet klaar.
“Samen met een collega van psychologie, Peter de Jonge, ben ik programmaleider van het Interdisciplinair Centrum Psychopathologie en Emotieregulatie. Daar geniet ik van. Het is een geweldig leuke groep. De sfeer is goed, de mensen helpen elkaar en we doen het ook in wetenschappelijk opzicht goed. Bij de laatste onderzoeksevaluatie kregen we de hoogst mogelijke score.”
Als je terugkijkt, wat beschouw je als wapenfeiten?
“Ik ben vooral trots op de overwinningen op mezelf, op de dingen die ik deed ook al durfde ik ze niet. Promoveren, mijn eerste presentatie in het Engels waar ik nachten niet van geslapen heb, zo spannend. Dus: de verlegenheid overwinnen en gaan staan voor waar je in gelooft.
“Wat ik ook práchtig vind is dat ik vorig jaar door mijn promovendi en postdocs ben voorgedragen als supervisor van het jaar. Ik ben tweede van Nederland geworden.”
Hoe zorg je dat je – lichamelijk en geestelijk - fit blijft?
“Ik loop hard, doe elke ochtend rek- en strekoefeningen en plan mijn agenda niet helemaal vol. Drie weken per jaar ga ik volledig offline om te kunnen resetten. En ik doe al vijfentwintig jaar aan zaalvoetbal, met een clubje dames. We doen maar wat hoor. In het begin zaten we om de haverklap bij de spoedeisende hulp omdat iemand hard tegen een muur was gelopen of een enkel had geblesseerd. Vaak heb ik van tevoren geen zin. Maar als we dan zo bezig zijn, met veel geschreeuw, dan is het heerlijk, dat spelen.”
Tineke Oldehinkel werd in 1963 geboren in Heerde, Gelderland. Van haar tweede tot haar achtste woonde ze in Onstwedde en daarna in Hattem. Op haar zeventiende ging ze in Groningen op kamers.
Ze studeerde psychologie van 1983 tot 1989, richting experimentele psychologie. In 1997 promoveerde ze op het proefschrift Trends and transitions in fifteen years of psychiatric care utilization.
Sinds 2008 onderzoekt Oldehinkel als hoogleraar levensloopepidemiologie van veelvoorkomende psychiatrische stoornissen de rol van iemands levensloop bij angst en depressie. Oldehinkel is hoofdonderzoeker van TRAILS, het langlopende onderzoek onder 2500 adolescenten naar psychische, sociale en lichamelijke ontwikkelingen. Ze kreeg in 2004 een VIDI- en in 2013 een VICI-beurs van NWO. Ze woont in Groningen met Adriaan Heino (54).