De Bevrijding in het oude Kinderziekenhuis

Vandaag herdenken we de Bevrijding. Of die nu op 5 mei was of zoals in Groningen, op maandag 16 april. Mevrouw Gans-Sinckgraven (90), in 1945 zuster in het Kinderziekenhuis van de voorloper van het UMCG, vertelt hoe de oorlog en de bevrijding haar leven bepaalden. “Ik weet nog dat ik nachtdienst had, uit de grote ramen keek naar de Grote Markt en alles zag branden.”

In 1943 kwam mevrouw Gans-Sinckgraven als zuster werken in het Kinderziekenhuis in Groningen. Niet omdat ze vanuit idealisme de verpleging in wilde. “Ik kwam uit Smilde, mijn ouders hadden een boerderij en vanaf 1942 hadden we onze eerste onderduiker, een Joodse jongen uit Assen. Het duurde niet lang of wij werden verliefd en in die tijd hoorde het niet zo dat je dan onder één dak woonde. Dus ik moest het huis uit, want hij kon als Joodse jongen nergens naar toe.” Zo kwam mevrouw Gans met vijf andere zusters op een zolderkamer boven de afdeling Zenuwziekten te wonen. In opleiding tot verpleegkundige. Of zuster, zoals zij het zelf noemt.​

Hechte gemeenschap


“We vormden een hechte gemeenschap waarin we het gewoon leuk hadden. Heel apart, want het was oorlog maar als jonge meisjes met elkaar hadden we juist veel plezier. Ik heb heel goede herinneringen aan die tijd. We werkten hard, negen uur per dag, zes dagen per week en ’s avonds studeerden we.” Dat de zusters met hun patiëntjes redelijk geïsoleerd leefden, was mogelijk omdat er in die tijd geen radio of telefoon was. Er kwam wel bezoek in het kinderziekenhuis, maar mevrouw Gans vertelt dat ze die niets vroeg over de oorlog. “Ze mochten toen ook maar drie keer per week bij de kinderen op bezoek komen.” 

​Met witte vlag op ziekenbezoek


Groningen werd bevrijd in de nacht van zondag op maandag. “Toen het vrijdag weer bezoekuur was, kwamen er ouders uit Paterswolde die al bevrijd waren. Zij waren met een witte vlag door Groningen gegaan en zo bij het ziekenhuis, bij hun kind aangekomen. In de hele stad voelde je toen de opwinding. We hoorden nu wel van ouders dat de Canadezen onderweg waren. Ik weet nog dat ik nachtdienst had en uit de grote ramen keek richting de Grote Markt en alles zag branden. Wij lagen in de vuurlinie en de kinderen lagen ook allemaal achter glas. Die hebben we toen op matrasjes op de gangen achter muur gelegd, zodat ze iets veiliger waren.” ​

Granaten vlogen over


Aan vrijwel alle materiaal was gebrek. “Luiers hadden we niet, we gebruikten er van alles voor, lappen, van alles.” Mevrouw Gans-Sinckgraven moest ’s nachts vaak naar buiten om bij de KNO-kliniek warme kruiken te halen voor de kinderen. Dan vlogen de granaten over. “Ik denk niet dat we beseften hoe gevaarlijk dat was”, zegt ze nu. “We liepen gewoon over het terrein en waren niet bang.” Ook de kinderen niet, zegt ze. “We kregen er gewoon niet zoveel van mee, de oorlog was daarbuiten en beïnvloedde het leven binnen niet zo.” Bij de afdeling Röntgenologie waren bijvoorbeeld wel inslagen geweest. “Maar het hoorde er allemaal bij.” 

​Nachtdienst


Op zaterdag 14 april begon Groningen te branden en die branden werden in de twee dagen en nachten erop steeds erger. “Dus toen de bevrijding een feit was, was het feest. Maar ik ging na mijn nachtdienst naar bed en pas toen ik wakker werd hoorde ik van de capitulatie. Een historisch moment, en ik slaap!” De vreugde was er niet minder om. “Je kunt je daar geen voorstelling van maken, van de vreugde die we toen voelden.” 

​Onderduiken in het ziekenhuis


Hoewel mevrouw Gans-Sinckgraven de bevrijding in Groningen beleefde, had het niet veel gescheeld of ze had die daar niet meegemaakt. “Eind oktober 1944 werd er een overval gepleegd op de boerderij van mijn ouders. De boerderij brandde af en alle onderduikers en mijn familie moesten vluchten.” In het ziekenhuis kreeg mevrouw Gans-Sinckgraven bezoek van de ondergrondse die haar vertelde dat iedereen de overval had overleefd, maar de verzetsman raadde haar aan onder te duiken. Dat heeft ze gedaan, ze vond met hulp van een van de andere zusters een plek in de wijk Helpman. Op oudejaarsdag wilde ze naar haar vriend die toen in Oosterwolde was, maar ze werd onderweg herkend door een NSB’er uit Smilde. Ze werd gearresteerd, naar de gevangenis in Assen gebracht en daar tot maart 1945 gevangen gehouden. “Ik bleef volhouden dat ik van niets wist, daar heb ik echt een hekel aan liegen gekregen”, zegt mevrouw Gans-Sinckgraven. Toen ze uiteindelijk werd vrijgelaten, was ze haar werk en woonplek in het ziekenhuis kwijt. Een van de zusters met wie ze ook bevriend was, nodigde haar uit om onder te duiken in het ziekenhuis. “Zij is naar de NSB-directeur gegaan en heeft een zielig verhaal gehouden over dat ik echt van niks had geweten en nu nergens meer heen kon. Toen mocht ik terugkomen als zuster.” 

​Huwelijk


Mevrouw Gans-SInckgraven bleef tot 1948 werken in het Kinderziekenhuis. In dat jaar trouwde ze met de Joodse man op wie ze in 1942 verliefd was geworden: Daan Gans. Hij had de onderduik overleefd. Ze hebben vele jaren samen schoenen-, sport- en kampeerzaken gehad in Assen.